Het Open Boek Texel


< Terug









V o o r  h e n  d i e  v i e l e n


T h e o  T i m m e r



Wat vindt men op het veld en naast de sloot?

De fotograaf schiet hier een dode haas

Die bijna nog ontsnapt was, maar helaas

Werd neergehaald en zo de vlucht besloot


Onwrikbaar staat een schaduw als een standbeeld

Midden in de lichtval van het lot.

De fotograaf richt alles naar zijn hand

En hoort de spiegel vallen in het slot









T w e e  g e d i c h t e n


C e e s  v a n  D i j k



Neergang


Een houten kop

Een tong van leer, en

God mag weten, wat nog meer

Verval, verval, verval

Valt niet te stuiten



Poëzie


Poëzie is pissen met een sierlijk boogje

Maar waar het werkelijk om gaat

Dat is des accu's zuurtegraad

En op z'n tijd z'n natje en z'n droogje




T w e e  g e d i c h t e n


W i l l e m  B r o e n s



Ik verlang een loods


Ik zet de lijnen uit boven het wateroppervlak,

op de huid van de golven want steeds anders

steeds weer anders en anders weer

moet ik gewapend kijken naar landmerken,

bakens, ligging der tonnen, geulen, richels.


Er is de klopzee, het waterschot, de windreep, de wolkenvanger.

Er is de garderobe van de buitenlucht, de springvloed

van de fantasie, van de afgelegde route, de afgelegde zee,

de nog te nemen waterweg.

Ik hoor de signalen van de misthoorn en zie

de visioenen van de verte.


De zon op poten; een engelenladder.

Waar ben je, waar moet je zijn.

Je zit perfect op je draaitje. Leve de opvaart.

Daar ga je. Schulpengat, Bollen van Kijkduin, Boterrug,

Breewijd, Razende Bol, Helsdeur, Noorderhoofd, Kaap Hoofd.



Hij brengt af en toe de zee rond


Laat hem passeren, en raak 'm aan

Laat 'm

Laat 'm gaan zoals hij kwam

Maar laat hem

Laat 'm

Laat hem achter je staan, maar laat 'm

Laat 'm voor je opkomen, maar laat 'm

Laat 'm op je afkomen, maar laat 'm

Laat 'm op je inwerken, maar laat 'm

Laat 'm uitleggen, maar laat 'm

Laat 'm notities maken, maar laat 'm

Laat 'm passeren, laat 'm passeren

Hij ziet je altijd staan


Uit : Teksten en werken op zink, Galerie Speijer & Vogtschmidt, Amsterdam 1999


Zie ook
: de wesite van Willem Broens




B e r i c h t  g e v o n d e n  o p  T e x e l


H e i n  S t u f k e n s


Uit : Een woord in de wind, uitgeverij Ankh Hermes



Niet wordt verlangen

Ooit vervuld, dan als men

Naar het voorbeeld der asceten


De dorst naar kennis lest

Door dieper weten, en

Grootste liefde, hoogst genot


Geschenk wordt van het ik-vergeten

Zijn, de volle leegte, tao, god

Of hoe het naamloze mag heten



T w e e  g e d i c h t e n


M a a r t e n  H o o g e n b o s c h



Schapendiscriminatie


Die laatst ging niet van harte

De eerste tachtig

Waren prachtig


Al deed hij er vijf in een uur

En was het weer nog zo guur

Hij deed het met plezier

En was een superdier


Maar die ene zwarte

Speelde hem parten

Bij gebrek aan beter

De zwarte werd al heter


Sloeg hij 's nachts toe

Zodat de witten niet zagen hoe

De zwarte lamde het laatst

En de boer was elk jaar verbaasd


(31-12-1998)



Eenzaam


Maar geen eentje voor mij

Sta met bolle ogen achter het hek

Op mijn zomerse stek


(winter 2004)




D e  C o c k s d o r p


H a n s  v a n  S c h a i k



In een groene schelp verscholen

Staan de huizen naar het wad

Rustend aan de Roggesloot

Tussen dijk en duin gevat

Waar wind en water vechten om het land

De mens beschermend legd'een band

Staat sterk en strak gelijnd

De wachter aan het eind


Hans van Schaik, mei 1985


Gepubliceerd in de Eierlands Courant van juni 1985, uitgegeven bij het 150-jarig bestaan van de polder

Het gedicht beschrijft de Cocksdorp, gezien vanuit het oosten vanaf de Stengweg, liggend achter de Roggesloot
De 'groene schelp' is het Molenbos, dat als een schelp een deel van het dorp omvat

De 'band' die door mensen gelegd werd is de asfaltversterking aan de duinvoet bij de vuurtoren




T w e e  g e d i c h t e n


R i k a  v a n  d e n  B e r g



Goddelijk


Bleekblauw bloeit nu de blauwe regen

Hangt tere trossen tegen de verweerde schuur

Bladderend witte verf met dit lichtblauw ertegen

Maakt van verval een onverwachte zegen

Schoonheid troost de ziel met deze muur


En ieder jaar verwondert mij weer deze tijd

Wil ik het vatten in mijn hart en in mijn handen

Bewaren tot de gure wind over de polder snijdt

Oproepen als een steun in dagelijkse strijd

Steeds is het weer te vluchtig, ik leg het niet aan banden


Het fluitenkruid is een te gewone naam

Voor sprookjespracht dat nu de bermen siert

De rododendron klinkt als drums om op te slaan

De bloem zo teder: zijden zomerwaan

Het stevig blad blijft hunk'rend achter als de zomer hoogtij viert


Och geen penseel, muziekstuk, proza of gedicht

Benadert wat mijn hart beleven mag in mei

Dans van geur en kleur en vorm en strelend lentelicht

Die elk jaar weer verwondering en verrukking brengt, bericht

Wordt wakker mens: het goddelijke is dichtbij


september 2004



Lakens


Het was fris als pas gewassen lakens op het strand

Schoon: de helder witte wolken

Alleen maar daar boven zee

Ze geven bijna licht

En het blauw van de lucht ook zo fris en schoon

Intens blauw zoals je zelden ziet

Onder de wolkpartijen hangt een sluier van grijsblauwe mist

Het regent daar in de verte op zee

Maar hier waar wij lopen schijnt de zon

Die verwarmt al een beetje

Terwijl er een fris windje staat

Het gele zand, de blauwe lucht

De witte wolkjes

En wij blij en vrolijk

Wandelend langs het strand

Op een dag die voelt als pasgewassen

En buiten gedroogde lakens


maart 2004




S t r a n d


M a s  P a p o


Uit : Dichter op de huid (Een Bernhezer dichtbundel, 2005)



Wier, aangespoelde kwallen

Ribbels in het zand

Eb, oostenwind

Dit maakt het strand tot wat het is

Een verlaten vlakte tussen duin en zee

Zoute lucht, zon

Striemend zand

Hier en daar wat

Hout, aangespoeld toen er niemand

Keek, in de duistere nacht

Als de golven

Beuken en de branding bruisend omslaat




B l i k


S i e m  H e m e l r i j k



De tijd, zo dun en rond

Als water in een kolk

Of hevig in een westerstorm

Die meidoorn kromt

En schaap doet schuilen achter boet

Die doodnormale tijd

Raadhuis' gangen sierend

Breekt bij het rechten

Van een blikken schuur

In 't Oude land




D e  e n i g e  m a n i e r


S j o e r d  K u y p e r


Uit : In de uilevlucht, uitgave Ekspresszo



Er is maar één manier

Om werkelijk

Op Texel aan te komen


Reis naar Harlingen

Neem de boot naar Vlieland

Ga van het Posthuys

Over de Vliehors

Naar het Eierlandse gat


Waad tot je knieën door

Het water - ga aan boord

Van 'de Vriendschap'

Die ouwe vissersboot


Kijk naar het licht

Dat als een mes

Tussen de wolken

Door gestoken wordt


Vaar naar de vuurtoren

Die je al bijna

Aan kunt raken, nu je arm

In deze helderheid

Meer dan een half uur lang is


En zie rondom het schip

De visjes die als vonken

Van een slijpsteen

Uit het water springen


Dit is de enige manier

Om werkelijk

Op Texel aan te komen




J u l l i e


F r a n s  K u i p e r s


Uit : Wolkenjagen, uitgeverij Atlas 1997



Jullie

Die brood bakken

En jullie die

De webben weven voor Meester Volt

Toekomstbouwers

Nijveren, en nuttigen

Iemand moet er zijn

Op een verlaten schapen-eiland

In ritselend helmgras gelegen

Om van de doelloos dwalende wolken

De herder te zijn




T w e e  g e d i c h t e n


K a r i n  B e u m k e s


Uit : Echte Inkt



Metamorfose


We hebben de hond begraven op een geheime plek

Het lichaam werd door dekentjes bedekt

Geel gespikkeld en bruin waren zijn ogen nog

De hondenbek lag in de dood te drogen

Hebben de goden in onszelf ontdekt

Hebben drie keer hard en vurig op de grond gespogen

En het Onze Vader opgezegd:

Vergeef ons Heer, wij weten wat wij doen

Hebben de laatste flessen op het land ontkurkt

Toen wij elkander op de poolvlakten ontmoetten

Moesten wij wennen aan pantoffelvoeten

En aan de ontnuchterende stilte

Die ná het drinken komt



Ritueel


In de stilte van de nettenschuur

Blijft de geest van de visserman hangen

Hier liggen de zilveren schubben nog steeds

Je lieslaarzen, je gele olie-jas

Je bundel met zeemansgezangen

Hier beleef ik weer het wreed geheim

Het vissen villen met blote handen

Rood en rauw worden mijn nagelranden

Jij stond er altijd bij te zingen

Het ritueel verandert niet

Ik blijf het meisje met de vlechten

Jij blijft de trotse Inuit




P r o l o o g


W i l l e m  K i k k e r t



De zon komt op, de sferen kleuren

In allerhande tinten rood

Een vlammenorgie die ons noodt

Ook ons bestaan weer op te fleuren

Laat God het doek hier openscheuren

Met zicht op leven na de dood?

Maar nee, bewaard in Texels schoot

Blijft het voor ons een aards gebeuren

Dus ondermaans, maar toch bijzonder

Een kleuren baaierd die het wonder

Duidt van een nieuwgeboren dag

Als vele anderen gegeven

Waarop ik mijn bescheiden leven

Een hemels vuur beleven mag